Texel

Kikkert was een bekende Texelse familie, van wie verschillende leden naar het Caribisch gebied zijn vertrokken tijdens de slavernij. De bekendste is waarschijnlijk Albert Kikkert (1761-1819).

Hij maakte carrière in de marine en kwam vaak in Curaçao, waar hij trouwde met de dochter van een belangrijke plantage-eigenaar. Zelf werd hij dat ook. Toevallig lag hij met zijn oorlogsschip in de haven van Willemstad, toen op de plantage van zijn schoonvader de grootste slavenopstand van het eiland uitbrak, 17 augustus 1795. De leider daarvan, Tula kwam van de plantage van Kikkerts schoonvader, Tula’s medestrijder, Karpata, waarschijnlijk van Kikkerts plantage. Albert trok er meteen op af en werd Tula’s grootste tegenstander. Maar Tula en de zijnen waren aan de winnende hand en hadden al gauw de helft van het eiland bevrijd en rukten op richting Willemstad.

Impressie van Tula door Edsel Selberie
Impressie van Tula door Edsel Selberie

Door militaire versterking van buitenaf en verraad van binnenuit is het Tula uiteindelijk niet gelukt het eiland te bevrijden. Kikkert en zijn mannen namen hem gevangen en brachten hem voor het gerecht. Kikkert noteerde in zijn journaal: ‘twee negers leevendig geradbraakt, en geblaakert, vervolgens onthoofd en de koppen op de galg gezet, een neger de handen afgekapt, en met een moker de kop ingeslagen en toen vijf opgehangen’. Kikkert en zijn mannen kregen een forse beloning. De laatste jaren van zijn leven is Kikkert zelfs nog gouverneur van Curaçao geweest.

Behalve via dit soort mariniers en zeelui is de relatie van Texel met de slavernij vooral dat het een  startpunt was voor honderden slavenreizen via Afrika- en directe retourreizen naar de koloniën. Door de gunstige ligging en diepgang in het Marsdiep bij Texel stond de wind daar het meest ideaal om met de grote schepen van daar uit de zee op te gaan en tegelijk was het er ook beschut. Bovendien waren de schepen voor veel havens langs de Zuiderzee te groot. Met kleinere schepen, zogenaamde lichters, werden ze dan vanuit die havens bevoorraad. Het was dus bij Texel altijd enorm druk. Jaarlijks passeerden er honderden haringschepen, die deels ook weer de schepen naar de koloniën bevoorraadden, er lagen walvisvaarders, oorlogsschepen en de schepen van de VOC, de WIC en particuliere rederijen en handelshuizen.

Schepen op de rede van Texel
Schepen op de rede van Texel. Ludolf Bakhuizen, 1671

In totaal zijn er in de 17e en 18e eeuw zo’n vierhonderd slavenschepen vanuit Texel naar het Atlantisch gebied gevaren. Bij elkaar hebben deze Noord-Hollandse schepen bijna een derde van de 600.000 door Nederland slaafgemaakte Afrikanen de Atlantische Oceaan over gevoerd. Een op de zes à zeven van hen haalde de overkant niet. Een op de acht van alle slaafgemaakten was een kind jonger dan twaalf jaar.