De visie van Cees Loggen

(11 april 2022)

Met nog een jaar te gaan voor de provinciale statenverkiezingen wil gedeputeerde Cees Loggen (53) een duidelijke visie op de ruimtelijke ontwikkeling: ‘We zijn nu aan het kleien, maar we weten helemaal niet wat we aan het boetseren zijn.’

De visie van Cees Loggen

Wat wilt u het komende jaar nog doen?

“Op dit moment zijn we bezig met het Masterplan Wonen. Mijn eerste prioriteit is om die te laten vaststellen door Provinciale Staten. In samenwerking met de gemeenten wil ik die verder brengen. Met het plan versnellen we de komende jaren de woningbouw en houden we de woningen betaalbaar. Wij als provincie faciliteren dat. Bijvoorbeeld door kennis en materieel beschikbaar te stellen, maar ook door locaties aan te wijzen.”

Hoe kunnen die nieuwe woningen betaalbaar blijven?

“Als we niets doen aan de betaalbaarheid van woningen voor de lagere inkomens, maar voornamelijk ook voor de middeninkomens, dan komen die groepen steeds meer terecht in de periferie van de MRA, en uiteindelijk naar de randen van de provincie. Dat betekent bijvoorbeeld dat politieagenten, verplegers of onderwijzers niet op de plek wonen waar ze werken. Wanneer zij genoeg krijgen van de lange reistijd tussen werk en woning, krijg je een onwenselijke situatie. De vacatures in de stad worden dan niet meer vervuld. En zij vormen juist het verbindende element in onze samenleving. Om meer betaalbare woningen voor elkaar te krijgen, onderzoeken we een aantal mogelijkheden. Denk aan een speciaal fonds voor betaalbare woningen. Dus er speelt veel, maar we kunnen niet in ons eentje het probleem oplossen.”

Waar moeten die nieuwe woningen komen?

“De mogelijkheden en de plekken waar gebouwd kan worden, nemen steeds verder af. Als je kijkt naar de afgelopen 100 jaar, dan zie je wat er gebeurt als bebouwd gebied organisch groeit zonder een goed doordacht plan. Dat is een beeld waarvan je nu zegt: hadden we dat maar anders gedaan. Want nu zie je dat we allemaal plukjes met huizen hebben gekregen zonder samenhang. Daarom moeten we niet zomaar een woonwijk op een weiland uit de grond stampen, en een nieuw plukje creëren, maar de vraag om woningen binnenstedelijk proberen op te vangen.”

Hoe kunnen steden ruimte maken voor woningen?

“Hoe de steden dat doen, dat is aan hen. Alleen moet de provincie de randvoorwaarden scheppen waardoor de gemeenten dat kunnen doen. Ik vind het belangrijk om het uitgangspunt binnenstedelijk te hanteren, maar wel op een slimme manier. Dat betekent dat we op een logische manier moeten aansluiten bij de bestaande structuren van een dorp of stad. Dat kan aan de randen van een stad, of de hoogte in. Ook moet je misschien stedelijke vernieuwing toepassen of woningen kleiner maken. Zoals de woningen 50 jaar geleden werden opgeleverd, past niet bij de wensen van deze tijd. Dus door woningen aan te passen, kun je ook al veel ruimte winnen. Het idee erachter is dat je zoveel mogelijk het landschap spaart. En de infrastructuur moet je erop aanpassen. We stellen compacte stedenbouw voor en dat vraagt een heel andere infrastructuur dan plukjes bebouwing die ver uit elkaar liggen.”

Waarom is dit niet al eerder gebeurd?

“Er was nooit een visie voor de ontwikkeling van Nederland en ik pleit ervoor nu wel een visie te maken. Helaas willen ze daar in Den Haag niet aan. Maar ik zie dat Nederland schreeuwt om een visie: waar willen wij zijn in 2050, of desnoods in 2100? Wat voor land willen we zijn, waar willen we in excelleren? Hoe ziet het vestigingsklimaat eruit? Nu zijn we aan het kleien, en elke keer doen we er een brokje klei bij, maar we weten helemaal niet wat we aan het boetseren zijn.”

Cees Loggen (2)

Doe eens een voorschot op die visie?

“Er komen allerlei nieuwe ontwikkelingen aan waarover we moeten nadenken. Neem de hyperloop. Dat is een prachtig systeem. Je moet nadenken over hoe je dat gaat inpassen en waar. Welke steden je het eerst wilt verbinden. Stel dat je Groningen, Leeuwarden en Assen met het centrum van Amsterdam zou verbinden. Dat zou betekenen dat je in een half uur, of nog minder, van station tot station komt. Moet je je eens voorstellen wat dat kan betekenen voor de noordelijke provincies. Want waarom zou je dan voor 6 of 7 ton een woning in de Randstad kopen, terwijl je voor een fractie van dat bedrag in een ander stedelijk gebied kunt wonen?”

Geen woningen in de buitengebieden, dus?

“Zoals je zuinig bent op je spaargeld, moet je ook zuinig zijn op onze open gebieden. Natuurlijk komt er een moment  dat je toch je spaargeld moet aanbreken. Maar je moet heel goed nadenken hoe je die wilt gebruiken. Het is ons kapitaal en onze toekomst. Ik ben opgegroeid bij het Guisveld, in Zaanstad. Achter onze flat was een enorm grasveld waarop je hutten kon bouwen. Met een bootje voer ik het Guisveld in op zoek naar gebieden waar ik nog niet eerder was geweest. En ik ben heel wat keren door het trilveen gezakt, wat mijn moeder iets minder leuk vond als ik dan weer eens met vieze schoenen en sokken thuiskwam. Dankzij het groen heb ik een heel fijne jeugd gehad. Het is belangrijk om een balans te vinden tussen groen, water, leefbaarheid en woningen.”

Dat klinkt vrijwel onmogelijk...

“Je kunt behoorlijk verdichten zonder al die open ruimte gelijk op te offeren. In de oude stadscentra zit de bebouwing behoorlijk dicht op elkaar. Maar als je daar net buiten kijkt, dan vind je alweer meer ruimte die zorgt voor een grotere leefbaarheid. Er is meer ruimte voor groen. Voor water hebben we al heel wat stappen gezet. Steeds vragen we ons bij elke ruimtelijke ontwikkeling af  wat dit voor water betekent: de afvoer, de beschikbaarheid en de berging van water. We zijn nog altijd meester in het ontwikkelen van ons land, maar we zijn gaan verharden zonder na te denken over de toekomst. Natuurlijk konden we niet voorzien dat er clusterbuien zouden vallen die lokaal voor veel wateroverlast zorgen. Maar nu we dit weten zijn dat nieuwe uitdagingen voor de toekomst. Water moet centraal staan in onze ruimtelijke ordening.”

En dus gaat het ook over klimaatadaptief bouwen?

“Er is een wereldwijde wetenschappelijke overeenstemming dat het klimaat verandert. Misschien ben ik naïef optimistisch, maar ik geloof dat we met elkaar in staat zijn om die crisis af te wenden of in elk geval de gevolgen ervan te verminderen. We zullen op een slimme manier onze infrastructuur en woningen moeten beschermen tegenwater. Waar het water dan ook vandaan komt. Dat staat trouwens niet in het Masterplan Wonen. Bij elke beleid dat we maken nemen we het klimaat vanzelfsprekend mee.”

Wilt u met het Masterplan Wonen ook iets aan Den Haag laten zien?

“Ik hoop dat ze in Den Haag geïnspireerd raken door de Noord-Hollandse manier van werken. Misschien nemen ze er wat van over, maar dat zullen we moeten afwachten.”