Graft

De relatie van Graft met de Atlantische slavernij loopt onder meer via de zeevaardersfamilie Wilre. De bekendste van hen was Dirck Wilre (1636-1674) die al jong naar zee ging. Uiteindelijk werd hij voor de WIC gouverneur-generaal van de bezittingen in Afrika, met als zetel Elmina in het huidige Ghana.

Hij moest erop toezien dat de mensenhandel in Afrika zo voorspoedig mogelijk voor de WIC verliep. Overigens was zijn eerste reis naar Afrika, in 1658, op een zogenaamde lorrendraaier, een slavenschip dat voor eigen rekening, buiten het monopolie van de WIC, de slavenhandel inging. 

Op de afbeelding van Wilre (boven) houdt een knielende Afrikaanse jongeman een schilderij vast waarop waarschijnlijk Elmina staat afgebeeld. De schilder heeft het ter plaatse gemaakt. Op en rond het kasteel bevonden zich zo’n 250 soldaten en er was plaats voor ongeveer even veel slaafgemaakte Afrikanen in afwachting van de komst van een schip. Daarnaast waren er nog eens 40 ambachtslieden, bediendes en handelaars werkzaam. Volgens dominee Ysebout die daar in de tijd van Wilre werkte, bestond het leven van deze mannen vooral uit seks en drank.

Dirck Wilre gouverneur van de Goudkust (Ghana) in het kasteel van Elmina
Dirck Wilre, gouverneur van de Goudkust (Ghana), in het kasteel van Elmina, 1669, door Pieter de Wit. Privé-collectie.

Dirck was getrouwd met ene Maria de Perel, die woonde aan de Brouwersgracht in Amsterdam. Maar hij had ook een gezin in Elmina met de Afrikaanse Helena Correa. Met haar had hij een zoon, Hendrik, die hij op zevenjarige leeftijd voor zijn opvoeding naar Nederland stuurde, maar niet naar zijn andere vrouw Maria. Dat zou niet netjes zijn. Zelf keerde hij in 1674 naar Nederland terug, maar het schip strandde bij Schiermonnikoog en Wilre verdronk. Zoon Hendrik kreeg een legaat van zesduizend gulden en goud ter waarde van zevenduizend gulden. Een mooi kapitaal. Alleen heeft hij er niet van kunnen profiteren, want ‘stiefmoeder’ Maria maakte het hem afhandig en stuurde hem zelf terug naar Elmina. Dat geld kwam bovenop de ruim 20.000 gulden die Maria en haar dochtertje toch al ontvingen uit Wilres erfenis.

Dirck Wilres vader was ook schipper geweest en Dircks broer Jacob voer op de Caribische eilanden, dreef smokkelhandel met de Britse slavenkoloniën en werd schipper op slavenschepen. Zo kwam hij met de Juffrouw Catharina en later met de Juffrouw Eleonora in de jaren 1660 ook in Elmina, waar hij zijn broer terugzag. Met deze schepen voer hij naar Curaçao, maar bijvoorbeeld ook naar het Franse eiland Martinique.

Dircks zuster Anna trouwde bovendien met Dirk Jansz Klinkert, een zeeman die carrière maakte op het schip van haar broer Jacob. Toen deze onderweg overleed, was hij inmiddels de hoogste in rang en werd kapitein op dit slavenschip, de Nieuwe Juffrouw Eleonora.

Graft heeft naast de Wilres nog veel meer schippers voortgebracht die op de slavenkoloniën voeren, zoals Laurens Jacobsz van Slot, Floris Jansz, Jan Jansz Bestevaer en Jan Berge.