Haarlem

Na Amsterdam is Haarlem waarschijnlijk de Noord-Hollandse plaats die de meest intensieve relaties heeft onderhouden met de Atlantische slavernij.

Er was een plantage van die naam in Suriname, er voer een slavenschip onder die naam over de oceaan, er werd textiel voor de slavenhandel en voor slavenkleding geproduceerd, vele Haarlemmers hebben in allerlei functies de slavernij met eigen ogen gezien en er zijn miljoenen guldens door Haarlemmers geïnvesteerd in Caribische slavenplantages. 

De bekendste bankier op dit gebied was natuurlijk de bouwer van Paviljoen Welgelegen, Henry Hope. Met zijn familiefirma Hope & Co. is meer dan drie miljoen, toenmalige guldens in de Atlantische slavernij gestoken. Maar er waren er (veel) meer. Zo woonde op  het landgoed Elsout, net buiten Haarlem de rijkste vrouw van Nederland, de weduwe Johanna Borski- van de Velde, die flinke belangen had in slavenplantages. Sinds 1804 was de firma Wed. Borski eigenaar van de plantages Anna Catharina, Blankenburg, Sage Pond en Garden of Eden in Demerara (nu Guyana), waar 565 slaafgemaakte mensen woonden en werkten. Later werd haar firma mede-eigenaar van de grote suikerplantage Zeezigt in Suriname, met 421 slaafgemaakten en investeerde ze in die kolonie in nog enkele plantages. Tussen 1832 en 1848 verdiende de weduwe ten minste 38.000 gulden en waarschijnlijk het dubbele bedrag aan slavenarbeid. Voor deze multimiljonair geen heel groot bedrag, voor een gewone Nederlander in die tijd echter een fortuin.

De weduwe Borski
De weduwe Borski

Buiten deze twee superrijken zijn Haarlemmers op enig moment (mede-)eigenaar geweest van minstens 22 plantages: in Suriname onder andere de plantages DesTombesburg, Anna’s Zorg, Poelwijk, Breukelerwaard, Berg en Dal, Guadeloupe, Sardam, St. Barbara, Brunswijk, Toutluifaut, Clifford Kocqshoven, Nieuwe Maan, De Verwagting, De Goede Vreede, Beekhuijsen en Maagdenburgh; in Guyana onder andere Büseslust, Klein Pouderoyen, Zuidwijk, Planters Welvaren en Duytse Eykeboom en in het overige Caribisch gebied onder meer Vauxhall op Dominica.

En dan waren er nog slavernij-gerelateerde firma’s die half in Amsterdam, half in Haarlem gevestigd waren, zoals die van Adolf Jan van Heshuysen & Comp., die hypotheken aan plantages verstrekte, of de reder Laurens Brandligt & Zn. die niet alleen Nederlandse slavenschepen uitrustte, maar bijvoorbeeld ook Pruisische. Op dezelfde bladzijde in de archieven van de Sociëteit van Suriname waar hiervan melding wordt gemaakt valt ook de mededeling op dat op het oorlogsschip De Eensgezindheid in 1784, na vertrek uit Paramaribo, wordt ontdekt dat zich drie mannen aan boord hadden verstopt die uit de slavernij waren gevlucht. Zij voeren vervolgens mee naar Europa, waar er een voor de kust van Engeland overboord sprong en verdronk. De twee anderen zijn na aankomst in Nederland direct teruggezonden naar Suriname.

Al met al zijn Haarlemmers van invloed geweest op de levens van vele duizenden slaafgemaakte mannen, vrouwen en kinderen in de koloniën en heeft de Haarlemse economie op alle mogelijke manieren van de slavernij geprofiteerd.

Anderzijds zijn er ook Haarlemmers geweest die kritisch waren op de slavernij en/of zich zelfs actief hebben ingezet voor de afschaffing daarvan. Zo zijn er aan het eind van de achttiende eeuw meerdere prijsvragen in Haarlem uitgeschreven die zeer kritische essays hebben opgeleverd. Daarin werd de slavernij strijdig verklaard met het christendom en strijdig met de universele mensenrechten. De bekendste Haarlemse voorvechter voor de afschaffing was de schrijver Nicolaas Beets. Hij preekte en gaf lezingen voor afschaffing en schreef meerdere anti-slavernij gedichten, waarin de zin ‘verbreekt het juk! Vrijheid is voor allen’ niets aan de verbeelding overlaat.

In het binnenkort te verschijnen boek van Ineke Mok en Dineke Stam, Haarlemmers en de slavernij (2022) staan tientallen Haarlemse adressen met slavernij-gerelateerde verhalen over de bewoners.

Nicolaas Beets
Nicolaas Beets