Weesp

Weesp is onder meer belangrijk geweest voor de slavernij vanwege de productie van sterke drank, met name jenever, die daar plaatsvond.

Dat was een belangrijk ruilmiddel in de slavenhandel en een belangrijk consumptiemiddel onder plantage-eigenaren in de koloniën. Er werd in het algemeen veel gedronken door de kolonisten, maar met name op de plantages waren de hoeveelheden drank die door de opzichters en directeurs werden weggespoeld enorm. Dat zal niet los te zien zijn van hun angst voor opstanden. Vaak ver van Paramaribo leefden ze met twee of drie Europeanen op plantages met honderd of (veel) meer Afrikanen die zij in slavernij moesten zien te houden.

In Weesp zal ook de aanwezigheid van meerdere zwarte bediendes uit de koloniën de nodige aandacht hebben getrokken. Zo woonde daar de koopman Hendrik Schimmel, die voorheen bestuursraadslid was geweest op Sint Eustatius en in 1792 zijn slaaf genaamd Amsterdam de vrijheid geeft en laat terugkeren naar Curaçao.

In diezelfde tijd woonde daar ook Presto, rond 1743 geboren in Afrika en waarschijnlijk via de hofhouding van prins Willem V als ‘cadeautje’ bij Abraham D’Arrest terecht gekomen. Deze was burgemeester van Weesp en groot-investeerder in de WIC. In 1777 werd Presto gedoopt in de Grote Kerk in Weesp, wat betekende dat hij nu echt vrij man was en heette sindsdien Christiaan van der Vegt. Hij trouwt met een ander personeelslid uit huize d’Arrest en wordt op voorspraak van zijn baas lantaarnopsteker in Weesp. Zijn levensverhaal is bekend, omdat een nazaat van hem, Annemieke van der Vegt uit Weesp, dit de laatste jaren allemaal heeft uitgezocht.

Willem Philip Frederik
Willem Philip Frederik, collega van Christiaan, bediende bij graaf Gronsfeld, een vriend van zijn baas d’Arrest

Wie ook veel in Weesp rondliep was Jan Berend Bicker, koopman en lid van het bankiershuis Andries Pels & Zn, wiens schoonzoon hij was. Naast betrekkingen in Muiden, Naarden, Hoog-Bijlmer en ’s Graveland, was hij hoogbaljuw en dijkgraaf van Weesp en Weesperkarspel. Privé was hij mede-eigenaar van de Surinaamse plantages Sinabo en Gelre.

Jan Bernd Bicker
Jan Bernd Bicker

Precies in die tijd was er op plantage Sinabo een directeur werkzaam genaamd Benjamin Pousset. Hij was een absolute wreedaard voor de slaafgemaakten van wie er in een paar jaar tijd tussen de 28 en 46 stierven aan ondervoeding en mishandelingen. Nadat hij een vrouw had beschuldigd van vergiftigingen en haar had onthoofd, vluchtte een aantal mensen van de plantage om hem aan te klagen bij de overheid in Paramaribo.

Omdat zij slaven waren had hun getuigenis geen rechtsgeldigheid, maar er werd wel onderzoek uitgevoerd. Er werden lijken van afgrijselijk verminkte slachtoffers van Pousset opgegraven. Ook bleken de mensen op de plantage er ondervoed bij te lopen, velen met wonden op hun lichaam, maar Pousset ontkende en daar kon niets tegen worden gedaan. Door de extremiteit van het gebeurde en de relatieve nabijheid van Paramaribo, is dit een van die vele gewelddadigheden die wel in de archieven terecht zijn gekomen. In heel veel andere gevallen is dat nooit zover gekomen, omdat het deksel op de doofpot werd gehouden.