Curaçao

Curaçao was het belangrijkste van de zes Caribische eilanden die tussen 1634 en 1637 door Nederland werden bezet. Twee andere, Aruba en Bonaire, liggen links en rechts ervan; Sint-Maarten, Sint-Eustatius en Saba liggen niet ver van elkaar, ongeveer 900 kilometer Noordoostelijk van Curaçao.

Curaçao op de kaart

Vooral Curaçao en Sint-Eustatius zijn belangrijke knooppunten geweest in de internationale mensenhandel en andere handelsstromen. Sint-Maarten en Bonaire waren vooral belangrijke vanwege de zoutproductie. Op Curaçao werden ook plantages aangelegd, maar de grond was niet vruchtbaar genoeg voor grootschalige verbouw van suiker of koffie. In plaats daarvan werd er vooral geproduceerd voor het bevoorraden van schepen. Dat wil zeggen alle mogelijke vruchten en groenten en vooral ook geiten, kippen en runderen. Daarvoor werd slavenarbeid gebruikt.

De handelskade van Willemstad, Curaçao
De handelskade van Willemstad, Curaçao

Daarnaast was een groot deel van de bevolking betrokken bij de regionale handel en scheepvaart en ook daarvoor werden slaafgemaakte Afrikanen ingezet. Iets meer dan de helft van de slaafgemaakten werkte op de plantages en boerderijen waar het leven hard en schraal was. Door langdurige droogtes was er bovendien soms grote hongersnood en gebrek aan water, terwijl er keihard gewerkt moest worden. Het andere deel van de slaafgemaakten woonde in of bij Willemstad en was werkzaam op een van de vele scheepjes, of in de haven, de pakhuizen en de werven. Hun leven was vaak iets minder hard, zeker op de schepen, omdat ze daarnaast en met vrije zeelui moesten werken en naar andere landen voeren.

Hedendaags borstbeeld van Tula door Edsel Selberie
Hedendaags borstbeeld van Tula door Edsel Selberie

Hoe dan ook heeft ook Curaçao alle mogelijke vormen van slavenverzet en strijd gekend. Net als in de andere koloniën ontwikkelden de slaafgemaakten een eigen cultuur, met als belangrijkste uiting de eigen taal, het Papiamentu. Die cultuur was een teken van kracht.

Ook zijn op Curaçao in de loop der tijd vele honderden mensen de slavernij ontvlucht. Dat kon alleen door het eiland te verlaten, want Curaçao was te klein om als groep vluchtelingen ongestoord een nieuw leven te kunnen opbouwen.  Maar op niet meer dan zo’n zestig kilometer afstand ligt de kust van wat nu Venezuela is. Met alle mogelijke drijvende middelen zijn vluchtelingen daarnaartoe gegaan. Met name naar het gebied van Coro, dat nu nog bekend staat als het centrum van Afro-Curaçaose geschiedenis en cultuur.

Plantage Savonet, ca. 1880
Plantage Savonet, ca. 1880

Er zijn op Curaçao ook meerdere opstanden geweest, tot en met een hele grote in augustus 1795. Toen verklaarden de slaafgemaakte Afrikanen op plantage Knip of Kenepa, dat ze niet langer in slavernij wilden werken. Ze werden geïnspireerd door de grote slavenopstand die op dat moment gaande was op Haïti. De leider van de Curaçaose opstand was Tula, met zijn kameraden Karpata, Wakao en Mercier.

In korte tijd sloeg de vlam in de pan en bevrijdden zij op steeds meer plantages de mensen uit slavernij, die zich vervolgens bij het opstandelingenleger aansloten. Al gauw trokken zeker 2000 mensen langzaam op richting Willemstad. Daar hadden de meeste plantagebezitters en de slaafgemaakten die niet voor de opstand kozen, zich teruggetrokken.

Het leek erop dat de koloniale militairen het zouden gaan afleggen tegen de opstandelingen. Daarom werd er een pater, Schinck, naar Tula gestuurd om te onderhandelen. Tula ontving hem vriendelijk, maar gaf geen meter toe. Hij zei dat ze altijd slecht waren behandeld, minder dan dieren, terwijl zij net zo goed mensen waren zoals de Europeanen. Dus, zei hij, wij willen verder niemand kwaad doen, maar we willen wel vanaf nu in vrijheid leven.

Vervolgens wisten ze de militairen nog verder terug te dringen en leek het een kwestie van tijd voordat iedereen op Curaçao bevrijd zou zijn. Er kwamen echter op het laatste moment militaire versterkingen en ook het aloude systeem van verdeel & heers deed zijn werk. Een hoge uitgeloofde beloning verleidde een slaafgemaakte man Tula te verraden waardoor deze gevangen werd genomen. Ook Mercier was toen al gevangen. De kansen keerden en de opstand werd na een maand de kop ingedrukt. De gevangen leiders werden op een verschrikkelijke manier ter dood gebracht (zie ook het verhaal bij Texel).

De omstandigheden in slavernij werden daarna iets verbeterd. Tula werd sindsdien afgeschilderd als een schurk die maar snel moest worden vergeten. Toch is 17 augustus, de dag dat de opstand begon, de belangrijkste herdenkingsdag van Curaçao, die tegenwoordig jaarlijks aandacht krijgt.